Hofstede

De man die had aangeklopt, droeg een wit hemd, een zwart jasje, hoge sokken en een plusfour van een opvallende groene kleur. Op het erf stond een sjees getrokken door een zwart paard met rijk versierde oogkleppen. Hij zei dat hij in een vorig leven de eigenaar van mijn hofstede had gekend en vroeg of hij om nostalgische redenen eens mocht rondkijken. Wat ik hem moeilijk kon weigeren.

Hij ging me voor in de richting van de schuur en de stallen alsof hij de eigenaar was die mij een rondleiding gaf.  Hij toonde waar de voederkribben hadden gestaan, en wees me op de staldeuropening die door de veelvuldige passage van logge koeienlijven glad was gepolijst. Verder wist hij te vertellen dat er vroeger een varkenshok was waar zich nu mijn salon bevond. Na afloop van zijn bezoek dankte hij vriendelijk voor mijn gastvrijheid, klom fluks op de sjees en verdween.

Toen ik ’s avonds het hek en de luiken sloot, hoorde ik in de stal duidelijk het gerinkel van kettingen, in de salon een genoeglijk knorren.