Ester Naomi Perquin

Grote broer

Geen vader of moeder om ons uit de bomen te halen
voor eten of slaap, de klimrijkste zomer in jaren.

Ik wilde geen staart, scheurde jurken aan flarden,
raakte met haren in takken verward – jij haalde
een schaar en ik werd een soldaat maar
het zwaard was zo zwaar en het schild
kreeg ik niet van de grond.

Je schreeuwde me hoger – ik klom dus en klom.
Warmte trok in de bomen, tot diep in de nacht
lag jij als een dier op de onderste tak.

Er konden geen leeuwen of moordenaars komen.
Ik hield, voor een meisje, uitstekend de wacht.

Namens de ander 2009

 

 

Toespraak bij doorstart

We weten wie hij is (zegt hij, hij weet dit zelf ook goed) want in die dagen
na de klap, toen hier de boel stond afgezet, rood-wit lint
om tijd te winnen, heeft hij met één gebaar
de nieuwe status opgevraagd.

De diensten heeft hij uitgekleed, (deze dingen zegt hij graag:)
de werkvloer opgeruimd, het vakjargon vertaald,
de winst herzien, het speelgoed weggedaan.

Als er al een wereld heeft bestaan sterker dan deze, valser, begeriger, beter
dan waren wij volmaakt onwetend (zegt hij straks),
steeds nieuwe koppen aan hetzelfde beest.

Hij ziet er naar uit (hij trekt even aan zijn das, klein moment van ongemak)
die wereld te vergeten, leeft toe naar de herinnering,
verheugd zich om zichzelf te schamen.

We zijn niet wat we zijn geweest (zegt hij bemoedigend en lacht)
maar we zijn hier. Een glanzend merk. We overleven
ook onszelf. Herhaal dit elke dag.

(In opdracht van kwartaaltijdschrift CDV ‘De crisis voorbij’, winter 2009).

INTERVIEW

VIDEO

Plaats een reactie